Recht van overpad verjaring
Het recht van overpad kan op twee manieren ontstaan, namelijk door verjaring of vestiging.
De wet, artikel 5:72 van het Burgerlijk Wetboek, bepaalt namelijk het volgende over de manier waarop erfdienstbaarheden kunnen ontstaan:
“Erfdienstbaarheden kunnen ontstaan door vestiging en door verjaring.”
Hieruit volgt simpelweg dat het recht van overpad allereerst kan ontstaan door vestiging. Daarnaast kan het recht van overpad ontstaan door verjaring. Het recht van overpad betreft één van de bekendste voorbeelden van een erfdienstbaarheid. In deze blog komt met name de verjaring van het recht van overpad aan bod.
Wat is het recht van overpad?
Het recht van overpad geeft aan derden het recht om over het perceel van een ander te gaan om zodoende een ander perceel te bereiken. Hierdoor is de eigenaar van het perceel, ook wel het “dienende erf” genoemd, verplicht om te dulden dat derden gebruik maken van zijn perceel om veelal hun eigen perceel of de openbare weg te bereiken. De openbare weg kan op deze manier via een snellere en kortere route worden bereikt. Het te bereiken perceel van deze derden wordt het “heersende erf” genoemd. Veelal is er sprake van het recht van overpad tussen buren met aan elkaar grenzende percelen.
Vestiging van het recht van overpad
Vestiging van het recht van overpad vindt plaats door de tussen de eigenaren van de percelen gemaakte afspraak, die door de notaris in een notariële akte wordt vastgelegd. Deze notariële akte dient vervolgens in de openbare registers worden ingeschreven. Hieruit volgt dat van vestiging van het recht van overpad enkel sprake kan zijn met medewerking van beide eigenaren van de percelen.
Verjaring van het recht van overpad: het oude recht
Onder het “oude recht”, dat gold tot 1 januari 1992, konden erfdienstbaarheden ontstaan door vestiging of verjaring. Ook konden erfdienstbaarheden ontstaan door bestemming of door herleving. Wat betreft het ontstaan van erfdienstbaarheden door verjaring gold dat slechts voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheden door verjaring konden ontstaan. Hierdoor was het onder het oude recht niet mogelijk dat door verjaring het recht van overpad kon ontstaan. Het recht van overpad werd namelijk als een niet-voortdurende erfdienstbaarheid gekwalificeerd.
Verjaring van het recht van overpad: het huidige recht
Met de komst van het huidige recht, dat vanaf 1 januari 1992 geldt, is het oude recht gewijzigd. Ook de regels wat betreft het ontstaan van erfdienstbaarheden is destijds veranderd. Onder het huidige recht kunnen alle erfdienstbaarheden door verjaring ontstaan. Het huidige recht maakt geen onderscheid meer tussen voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheden en niet-voortdurende en niet-zichtbare erfdienstbaarheden. Tevens kunnen onder het huidige recht erfdienstbaarheden niet meer ontstaan door bestemming of herleving.
Sinds 1 januari 1992 maakt het huidige recht wat betreft de verjaring van het recht van overpad onderscheid tussen:
- Verkrijgende verjaring
- Bevrijdende verjaring
De verkrijging door verjaring kan in de openbare registers van het Kadaster worden ingeschreven.
Recht van overpad door verkrijgende verjaring
Het recht van overpad kan ontstaan door verkrijgende verjaring. Daarvoor moet aan een aantal vereisten zijn voldaan, namelijk:
- Onafgebroken bezit
- Te goeder trouw
- Voor de duur van 10 jaren
De wet, artikel 3:99 van het Burgerlijk Wetboek, bepaalt het volgende omtrent verkrijgende verjaring:
“Rechten op roerende zaken die niet-registergoederen zijn, en rechten aan toonder of order worden door een bezitter te goeder trouw verkregen door een onafgebroken bezit van drie jaren, andere goederen door een onafgebroken bezit van tien jaren.”
Recht van overpad door bevrijdende verjaring
Het recht van overpad kan ook ontstaan door bevrijdende verjaring. In tegenstelling tot de verkrijgende verjaring geldt voor bevrijdende verjaring een termijn van 20 jaar en is te goeder trouw niet vereist. Bevrijdende verjaring houdt in dat de eigenaar van het heersende erf die het recht van overpad in bezit heeft op het moment waarop de rechtsvordering van de eigenaar van het dienende erf tot beëindiging van het bezit verloopt, het recht van overpad verkrijgt.
LET OP: De genoemde verjaringstermijnen gaan op zijn vroegst vanaf 1 januari 1992 lopen!
De wet, artikel 3:105 van het Burgerlijk Wetboek, bepaalt het volgende omtrent bevrijdende verjaring:
“Hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, verkrijgt dat goed, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw.”
LET OP: Indien u slechts incidenteel gebruik maakt van een pad dat gelegen is op een perceel van een ander, zal er hoogstwaarschijnlijk niet in slagen om aan te tonen dat het recht van overpad is ontstaan door verjaring.
Te goeder trouw
Uit de wet, artikel 3:118 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat een bezitter ter goeder trouw is, wanner hij zich rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen. Op de bezitter rust een zekere onderzoeksplicht. Van goede trouw zal pas sprake zijn als de bezitter zijn vertrouwen baseerde op een inschrijving in de openbare registers. Dit komt nauwelijks voor. De verkrijgende verjaring is dan ook met name bedoeld om eventuele fouten te herstellen van een vestiging en inschrijving van het recht van overpad.
Hulp nodig of vragen?
Heeft u hulp nodig of vragen over het recht van overpad en verjaring? Of wilt u het recht van overpad opheffen? Neem dan vrijblijvend contact op met Houth Advocaat: uw kwalitatief en betaalbaar advocatenkantoor Uden. Houth Advocaat bedient niet alleen cliënten uit Uden en het gebied tussen Eindhoven, Den Bosch en Nijmegen, maar uit het hele land. U kunt Houth Advocaat telefonisch bereiken op het nummer 06 42 27 52 67 of via colin@houthadvocaat.nl.