Advies over de verwerkingsgrond van BKR-registraties

In de rechtspraak is er momenteel sprake van onduidelijkheid over de verwerkingsgrond op basis waarvan kredietinstellingen overgaan tot registratie van persoonsgegevens in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR). Deze verwerking van persoonsgegevens zijn beter bekend als BKR-registraties. Eerder schreef ik reeds een blog over “Negatieve BKR-registratie verwijderen”.

Verschillende kredietinstellingen stellen zich in zaken omtrent verwijdering van BKR-registraties op het standpunt dat de verwerking van BKR-registraties zou berusten op de verwerkingsgrond ex artikel 6 lid 1 sub c van de AVG. Deze c-grond houdt – kort gezegd – in dat de verwerking noodzakelijk is om aan een wettelijke verplichting te voldoen. De vermeende wettelijke verplichting zou zijn gelegen in de artikelen 4:32 en 4:34 Wet op het financieel toezicht (Wft). Indien dit standpunt wordt gevolgd, zal aan de geregistreerde geen geslaagd beroep toekomen op de artikelen 17 en 21 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Deze artikelen bieden de geregistreerde – kort gezegd – het recht op gegevenswissing en het recht op bezwaar. Het volgen van dit standpunt komt de positie van de geregistreerde in dergelijke zaken niet ten goede.

Daarentegen stellen verschillende advocaten, waaronder ikzelf, die in procedures verwikkeld zijn omtrent verwijdering van BKR-registraties zich namens de geregistreerde op het standpunt dat de verwerking van de BKR-registraties zou berusten op een andere verwerkingsgrond, namelijk de verwerkingsgrond ex artikel 6 lid 1 sub f van de AVG. Deze f-grond houdt – kort gezegd – in dat de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van een gerechtvaardigd belang. Mocht dit standpunt worden gevolgd, dan beschikt de geregistreerde namelijk wel over het recht op gegevenswissing en het recht op bezwaar conform de artikelen 17 en 21 van de AVG.

De gerechtshoven, te weten het Gerechtshof Den Bosch, Gerechtshof Den Haag, Gerechtshof Amsterdam en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hebben verschillend geoordeeld over de verwerkingsgrond van BKR-registraties in het CKI van de stichting BKR. Momenteel is er geen eenduidige lijn waarneembaar tussen de gerechtshoven.

Vanwege de onduidelijkheid heeft de rechter in één van de rechtszaken over verwijdering van BKR-registraties een aantal prejudiciële (sub)vragen gesteld aan de Hoge Raad, de hoogste rechtsprekende instantie in Nederland. Prejudiciële vragen zijn rechtsvragen die aan de Hoge Raad worden gesteld over de uitleg van rechtsregels. Het antwoord daarop biedt de rechtspraktijk houvast bij het beslechten van concrete geschillen over verwijdering van BKR-registraties.

Prejudiciële vragen

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, heeft blijkens de uitspraak van 21 januari 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:174) de volgende prejudiciële (sub)vragen gesteld aan de Hoge Raad:

  1. Moet de verwerking van concrete persoonsgegevens door een kredietinstelling, door middel van een individuele registratie in het systeem van de BKR, worden getoetst aan het bepaalde in artikel 6 lid 1, aanhef en onder c, AVG, of aan artikel 6 lid 1 aanhef en onder f AVG, of aan beide bepalingen?
  2. Betekent het antwoord op vraag 1
    a. dat aan degene van wie de persoonsgegevens zijn geregistreerd, geen beroep toekomt op het recht van gegevenswissing als bedoeld in artikel 17 AVG?
    b. dat aan diegene geen recht van bezwaar toekomt als bedoeld in artikel 21 AVG?
  3. Indien het antwoord op vraag 2.b. meebrengt dat bij een BKR-registratie geen recht op bezwaar als bedoeld in artikel 21 AVG bestaat, leidt dat er dan toe dat artikel 35 UAVG in de gerechtelijke procedure tot verwijdering van die registratie geen rol speelt?

Advies van de procureur-generaal

Voordat de Hoge Raad de gestelde prejudiciële vragen zal beantwoorden, geeft de procureur-generaal advies aan de Hoge Raad. De procureur-generaal heeft blijkens de conclusie van 15 september 2021 (ECLI:NL:PHR:2021:831) geadviseerd om de gestelde prejudiciële (sub)vragen als volgt te beantwoorden.

Antwoord op vraag 1:

“Mijns inziens moet de verwerking van persoonsgegevens door een kredietinstelling, door middel van een registratie in het CKI van het BKR, worden getoetst aan het bepaalde in artikel 6 lid 1, aanhef en onder f, AVG. Het bepaalde in art. 6 lid 1, aanhef en onder c, AVG leent zich mijns inziens bij de huidige stand van de wet- en regelgeving niet voor toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het CKI van het BKR.”

Antwoord op de twee subvragen:

“Uit mijn beantwoording van de eerste vraag volgt dat het antwoord op de beide subvragen ontkennend luidt. Uitgaande van de f-grond als toepasselijke verwerkingsgrondslag, beschikt de rechthebbende over het recht van bezwaar (art. 21 lid 1 AVG) en het recht van gegevenswissing na bezwaar (art. 17 lid 1 onder c AVG). Bij toepassing van de c-grond staan deze rechtsmiddelen de rechthebbende (althans naar de letter van de AVG) niet ten dienste.”

Antwoord op vraag 3:

“Deze vraag is gesteld voor het geval dat het antwoord op vraag 2b bevestigend luidt. Deze vraag veronderstelt, met andere woorden, dat de rechthebbende géén recht van bezwaar toekomt als bedoeld in art. 21 AVG. Uitgaande van de door mij verdedigde toepasselijkheid van de f-grond is die veronderstelling onjuist en behoeft de vraag geen beantwoording. Voor een nadere bespreking van art. 35 UAVG verwijs ik naar alinea 2.38 e.v.”

Samenvatting van het advies

De verwerking van de BKR-registraties is noodzakelijk voor de behartiging van een gerechtvaardigd belang. Volgens het advies dienen de BKR-registraties te worden getoetst aan de verwerkingsgrond ex artikel 6 lid 1 sub f van de AVG. Dergelijke registraties dienen niet aan de verwerkingsgrond ex artikel 6 lid 1 sub c van de AVG te worden getoetst. Het gevolg daarvan is dat de geregistreerde beschikt over het recht op bezwaar en het recht op gegevenswissing conform de artikelen 21 en 17 van de AVG.

Uitspraak van de Hoge Raad

De Hoge Raad dient de gestelde prejudiciële vragen op het moment van schrijven van deze blog nog te beantwoorden. Wanneer de Hoge Raad uitspraak zal doen, is thans nog niet bekend. De Hoge Raad is vrij om het door de procureur-generaal verstrekte advies al dan wel of niet over te nemen. Zodra de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan, zal er een update volgen.

Update (6 december 2021):

De Hoge Raad heeft op 3 december 2021 uitspraak (ECLI:NL:HR:2021:1814) gedaan. In mijn blog “Verwerkingsgrond van BKR-registraties” bespreek ik de uitspraak van de Hoge Raad.

Hulp nodig of vragen?

Heeft u hulp nodig of vragen over de verwerkingsgrond van BKR-registraties? Of is er een geschil omtrent verwijdering van BKR-registraties? Neem dan vrijblijvend contact op met Houth Advocaat: uw kwalitatieve en betaalbare advocaat BKR verwijderen. Houth Advocaat bedient niet alleen cliënten uit Uden en het gebied tussen Eindhoven, Den Bosch en Nijmegen, maar uit het hele land. U kunt Houth Advocaat telefonisch bereiken op het nummer 06 42 27 52 67 of via colin@houthadvocaat.nl.